Spiegelbeeld 1

0
1985

10 JARIG JUBILEUM

Rond mijn dertigste werd ik me pas bewust van het mooie lichaam waar ik in huis.

Een atletische vorm van 178 centimeter met smalle taille, vijfenzestig kilo schoon aan de haak. Voorzien van platte buik en een paar prachtige ovale billen. “Een kont om jaloers op te zijn”, dat waren de woorden van mijn vriendinnen. De kreet “lekker kontje” kwam uit alle hoeken.

Nu is het 10 jaar later. Ik kijk in de spiegel naar mijn kont, is dit echt mijn kont?

Jarenlang zat op deze plaats een schitterend achterwerk, nu zie ik heel iets anders.

Ik span mijn spieren, het lijkt wel of kleine monstertjes s’nachts stiekem putjes aan het graven zijn. Mijn kont ziet eruit als een maanlandschap. Het vet, dat de monstertjes elders hebben afgegraven, is gedumpt op mijn dijbenen. Is dit wat ze noemen het veertig plus syndroom? Het lijkt of mijn billen zich in vieren delen onder de twee eens zo prachtige vormen begint een soort onderkinnetje te groeien en deze maakt dankbaar gebruik van haar gastvrouw, ze vormen het extra billenpaar. ‘Water drinken’, schrijft men in de bladen, drink water tegen de cellulitis monstertjes.

Liters water drink ik, meer dan mijn blaas kan verwerken, en het resultaat?

Plassen, vaak plassen en nee niet alle momenten zijn even geschikt om te wateren.

Maar helaas van ‘plasje ophouden’ is geen sprake meer. Door al dat ledigen van de blaas ben ik achter wat persoonlijke eigenaardigheden gekomen. Zalig vind ik het, om met blote bips ergens boven het gras te hangen en alle jaargetijden hebben hun bekoring.

In de lente met de geur in de neus van opkomend gras, heerlijk! Minutenlang kan ik dan boven de grond blijven hangen. Om mij heen zingen de vogels en de ik zie allerlei beestjes op de grond kruipen. Nooit geweten dat de moeder Aarde zoveel kleine bewoners herbergt, ik ruik, kijk, luister en voel me één met mijn omgeving.

In de zomer schijnen de zonnestralen op mijn blote bips. Stil ben ik getuige van de mensen die voorbij lopen, beschermd door de bosjes lijk ik onzichtbaar. Langzaam laat ik het stromen, niemand zal ooit bewijzen dat ik daar heb zitten plassen. Eer ik klaar ben heeft de aarde al het vocht allang opgeslurpt. In de herfst, tja dan merk ik pas hoe lang mijn plasje nodig heeft. Mijn achterwerk wordt geteisterd door heftige regenval en daarna liefdevol droog geblazen door de wind, terwijl ik luister naar het ritselen van het bladerdek. Ik zit daar gehurkt intens gelukkig te zijn.

Ik heb wel wat met de jaargetijden. De winter doet mij het oplossend vermogen zien van zevenendertig graden Celsius. De meest mooie mozaïekjes vormen zich onder mijn gat, om even later te veranderen in een goudgele plas, gevangen door de winterzon. Vol verwondering kijk ik nog even achterom om rustig mijn weg te vervolgen.

 

Wordt vervolgd……

Kasia Eline